Voor veel wijken in Nederland is all-electric de route naar een aardgasvrij 2050. Hierbij gaat de gedachte al gauw uit naar de installatie van warmtepompen. Als we dit echter op schaal willen doen, en binnen de grenzen van het elektriciteitsnet, dan vraagt dit om een collectieve aanpak. Stroomversnelling zet daarom de komende jaren vol in op de ontwikkeling van integrale all-electric concepten op wijk- en gebiedsniveau. Het programma van De Shift: All-e op 30 september stond volledig in het teken van dit onderwerp.
Het event opende met een meeslepende keynote van energietransitie-visionair Arash Aazami. Marten Witkamp en Maarten Hommelberg deelden vervolgens de inzichten die de daadwerkelijke verbruiksdata van respectievelijk de Energietransitie Dataset en de Installatiemonitor hebben opgeleverd. Tijdens de daaropvolgende deelsessies konden de deelnemers, een rijke mix van vertegenwoordigers uit de volledige keten, aansluiten bij een van de 5 wijken waar Stroomversnelling samen met alle betrokken partijen een eerste stap heeft gezet richting een integralel en toekomstbestendige all-electric wijkaanpak. Het programma werd afgesloten met een panelgesprek waarin de noodzakelijke, collectieve afspraken en de ontwikkelopgave in kaart werden gebracht.
De toekomstvisie.
De openingskeynote van Arash ontsteekt moeiteloos het heilige vuur in de zaal. Met een pleidooi dat tegelijk menselijk, filosofisch en techno-futuristisch is geeft hij de zaal een perspectief op de kansen die de energietransitie biedt en hoe dit past bij de rol die energie in de geschiedenis heeft gespeeld.
Zijn perspectief is gevormd door zijn jeugd in Niger, waar leveringszekerheid allesbehalve vanzelfsprekend is. “De downtime van het grid is daar nog altijd 1400 uur per jaar,” vertelt hij. Over fossiele energie is hij helder: “Het tempo waarin we fossiel verbranden ligt een miljoen keer te hoog. Willen we in balans zijn met de aarde, dan moeten we een miljoen keer minder fossiel gebruiken.” De toekomst ligt volgens hem in wat hij noemt ‘Hernieuwbare energie 2.0’: een systeem dat energie levert waar, wanneer en in welke vorm er behoefte aan is. En die omslag is al gaande.
“Zon en wind groeien jaarlijks wereldwijd met 600 procent tussen nu en 2050. Batterijopslag groeit tot 2030 met 140 procent per jaar. Dat is een factor 22 in zeven jaar tijd”
zegt hij, verwijzend naar cijfers van het IEA. Toch vraagt de transitie meer dan techniek alleen. Ons huidige elektriciteitsnet is gebouwd voor eenrichtingsverkeer, terwijl de toekomst vraagt om een energie-ecosysteem waarin alles met elkaar verbonden is. Aazami haalt Richard Buckminster Fuller aan: “Je verandert dingen niet door de bestaande realiteit te bevechten, maar door nieuwe modellen te bouwen die de oude overbodig maken.” Volgens Arash vraagt dat om een mix van wetenschappers, kunstenaars en hackers — denkers die analyseren, innoveren en creëren. Met dat krachtige pleidooi oogst hij niet alleen applaus, maar ook voelbare inspiratie in de zaal.
Handelingsperspectief op basis van praktijkdata
De daaropvolgende presentaties met werkelijke cijfers over netimpact op wijk- en woningniveau maken duidelijk hoe belangrijk het is om feiten boven aannames te plaatsen in de energietransitie. Marten Witkamp (Stroomversnelling) trapt af met een toelichting op de Energietransitie Dataset – één van de pijlers onder de all-electric wijkaanpak. “Hoe meer data je hebt over verschillende typen all-electric concepten, hoe minder aannames je hoeft te doen,” legt hij uit. De dataset brengt op 5 minuten-basis het energiegedrag van zes verschillende projecten in kaart, en levert waardevolle inzichten op over de dynamiek van all-electric verduurzaming.
Toch draait het volgens Witkamp niet alleen om meten, maar om begrijpen wat goed presteren betekent. Wat is precies een netbewust of zelfs netvriendelijk concept? En hoe definieer je een piekbelasting op het net? Om meer eenduidigheid te scheppen, werkt Stroomversnelling samen met het Ministerie van VRO, het Ministerie van KGG, Aedes, Stedin, Liander en andere partijen aan een Handreiking Netbewust Renoveren, waarin deze begrippen worden gekwantificeerd. “We hebben eerst een gemeenschappelijke taal nodig,” benadrukt Marten.
Hij gebruikt graag en met een knipoog het begrip ‘piekologie’ — de wetenschap van pieken — en komt tot een voorlopige schatting: een buurt vol all-electric rijwoningen (met een gemiddelde warmtebehoefte rond het niveau van de Standaard en een mix van driekwart lucht-water warmtepompen en een kwart bodemwarmtepompen) zou een elektrische piek afnamevraag van zo’n 17 W/m² moeten hebben, ook als er een koude winter zoals in 1991 tussen zit. Wijken die rond die waarde scoren, zitten volgens hem op de goede weg. De exacte grenswaarden voor wanneer een aanpak als ‘netbewust’ of ‘netvriendelijk’ worden gezien worden later dit jaar gepubliceerd in de handreiking.
Daarna neemt Maarten Hommelberg (BDH-advies / Team Duurzaam Installeren) het stokje over met onderzoek dat “alles anders heeft gedaan” dan de dataset van Witkamp — en daardoor juist waardevolle aanvullingen biedt. Zijn team monitort in opdracht van Netbeheer Nederland, Techniek Nederland en RVO het energieverbruik van ruim 6000 woningen met warmtepompen, zowel all-electric als hybride, op basis van slimme meterdata. De metingen lopen van 2022 tot 2026. “Er zitten veel early adopters in de steekproef,” vertelt Hommelberg, “maar de echte uitdaging komt eraan met elektrische auto’s.” Volgens hem zullen EV’s op termijn een veel grotere impact hebben op het elektriciteitsnet dan warmtepompen, door de hogere vermogensvraag en de groeiende gelijktijdigheid van gebruik.
De combinatie van deze onderzoeken biedt volgens Yvonne Neef, directeur van Stroomversnelling, precies wat nodig is: inzicht in de samenhang tussen het energiesysteem, de netbelasting en de gebouwde omgeving. “Als we pieken bij elkaar optellen, krijg je een ander beeld dan wanneer je kijkt naar het gemiddelde vermogen,” zegt ze. Haar conclusie is optimistisch en richtinggevend:
“Als we de gelijktijdigheid kunnen beheersen, hebben we een krachtig sturingsinstrument in handen om een deel van de netcongestieproblemen op te lossen.”
De sessie eindigt met een levendige discussie, vol technische vragen én strategische reflecties — precies het soort gesprek dat nodig is om de stap van meten naar handelen te zetten.
Inzichten van vijf praktijkcases
Een eerdere oproep van Stroomversnelling om samen, vanuit de praktijk, te werken aan de ontwikkeling van een integrale all-electric wijkaanpak resulteerde in een groot aantal gemeenten en woningcorporaties die graag stappen willen zetten. Met vijf wijken, van landelijk tot grootstedelijk, heeft Stroomversnelling in de afgelopen maanden gewerkt aan een schaalbaar all-electric concept. Tijdens de deelsessie worden de eerste inzichten die de technische analyses van wijken in Apeldoorn, Breda, Veenendaal, Waterland en Zaanstreek hebben opgeleverd gepresenteerd en denken de deelnemers mee in oplossingsrichtingen. Vanuit lokaal perspectief maar ook over de landelijke ontwikkelopgave die later aan bod komt tijdens het panelgesprek. Zo is er behoefte aan het oplossen van de split incentive van kosten voor netvriendelijke all-electric verduurzaming en de baten van besparing op netverzwaring en wordt de noodzaak gevoeld voor een heldere klantreis om particuliere woningbezitters mee te krijgen.
Afsluitend panel
Het programma wordt afgesloten met een panelgesprek onder leiding van dagvoorzitter Naomi Antonius over de stand van zaken rond de collectieve all-electric verduurzaming. Aan tafel zitten vertegenwoordigers van cruciale partijen: Angela Hulst (Stedin), Julia Sondermeijer (NPLW), Tjalling de Vries (ministerie van VRO), Anne van Stijn (Aedes) en Tanja de Jonge (wethouder Dordrecht).
De openingsvraag raakt meteen de kern: wie is eigenlijk eigenaar van de collectieve all-electric opgave? Het eerlijke antwoord van het panel: it’s complicated. Volgens Tjalling de Vries bestaat er geen eenduidige regisseur — “er zijn verschillende rollen, maar niet één eigenaar” — al nemen gemeenten meestal de eerste stap. Tanja de Jonge benoemt de spanning tussen individuele en collectieve belangen: “Waar je eigenlijk naartoe zou willen, is eigenaarschap van een stuk van het energiesysteem.” Daarmee sluit ze aan bij de visie die keynote-spreker Arash Aazami eerder die dag schetste.
Angela Hulst pleit voor een “nationale vlekkenkaart” om inzicht te krijgen in waar kansen en knelpunten liggen, waarna kan worden gekozen voor “de maatschappelijk beste opties.” Anne van Stijn herinnert eraan dat woningcorporaties ooit werden gezien als dé startmotor van de energietransitie, maar dat die tijd voorbij is. “We moeten het samen doen – met netbeheerders, gemeenten en andere betrokkenen. De gemeente hoort de regie te nemen.”
De discussie krijgt extra lading wanneer de zaal vraagt of er, analoog aan het Nationaal Isolatieprogramma, ook een nationaal programma voor all-electric kan komen. Tanja de Jonge geeft een inkijkje in de praktijk: “We moeten nu allerlei losse subsidies aanvragen voor één en dezelfde wijk – zonder zekerheid dat ze allemaal worden gehonoreerd. Kom alsjeblieft met een integrale subsidie-aanpak.”
Julia Sondermeijer pleit vervolgens voor het ontwikkelen van een gezamenlijke transitie-taal: “Er wordt langs elkaar heen gepraat. We hebben behoefte aan standaardisatie, uniformiteit en meer data.” Anne van Stijn vult aan dat vooral kleinere corporaties moeite hebben om technisch goed mee te komen.
Het gesprek verschuift naar netcongestie. Tanja nuanceert: “Het net zit niet het hele jaar vol, maar op enkele momenten. Toch kunnen we daardoor geen bedrijven laten uitbreiden. Dat vraagt om universele uitgangspunten en aanpak.”
Tot slot komt Angela Hulst met een hoopvolle noot uit de Merwede-ontwikkeling in Utrecht, misschien wel het epicentrum van de netcongestieproblematiek. Dankzij slim ontwerp en de inzet van een Congestion Serviceprovider kreeg daar iedereen een aansluiting — binnen een vastgesteld budget van 1,2 kWh per woning. Haar conclusie:
“We moeten net-inclusief gaan ontwerpen op gebiedsniveau. Dat is de Heilige Graal.”
De zaal reageert met applaus. Zo eindigt de dag met een realistisch, maar optimistisch inzicht: de puzzel is complex, maar met samenwerking, universele uitgangspunten en ontwerpintelligentie ligt de oplossing binnen bereik.