Klimaat en Sanitair (K&S) is het vakblad voor ondernemers in de klimaat- en sanitairtechniek. Het magazine houdt de installateurs op de hoogte op het gebied van sanitaire technieken, klimaattechniek, koudetechniek, duurzame energie, renovatie en onderhoud.
Journalist Rob van Mil hield voor het vakblad een interview met onze bestuursvoorzitter, Leen van Dijke, over Nul op de Meter. Van Dijke kreeg tien kritische vragen over Nul op de Meter en Stroomversnelling voorgelegd. Via deze kritische vragen komt van Dijke nog steeds tot de conclusie: “Nul op de Meter is de nieuwe norm.”
Het hele interview is te lezen via Installmedia
Blijven aanbiedende partijen ook niet veel te lang hangen in prototypes en pilotprojecten?
“Dat heeft ook voordelen. De bouwbedrijven hebben die periode goed gebruikt om hun prototypes verder te ontwikkelen. De concepten en het proces van plaatsing zijn de afgelopen twee jaar kwalitatief sterk verbeterd en de werkwijze is duidelijk opgeschaald. Dat is belangrijk wanneer we nu met de grote aantallen aan de slag gaan. De sector heeft in de afgelopen jaren laten zien dat het kan. De scepsis, in elk geval bij de bouwers en woningcorporaties die meedoen, is echt verdwenen.”
Moeten bouwbedrijven niet meer risico’s nemen om de operatie te versnellen?
“We moeten niet vergeten dat we met de NOM- woning een volledig nieuw concept en proces in de bouw introduceerden. De wijze waarop dit product tot stand komt, heeft weinig meer te maken met de traditionele werkwijze van bouwbedrijven. Bij een NOM-woning draait om twee dingen: kwaliteit en snelheid door industriële opschaalbaarheid. Alle onderdelen moeten prefab worden klaargemaakt, zodat een woning in een of enkele dagen kan worden afgeleverd. Dat vereist een ombouw van het bedrijfsproces, waarover we niet te licht moeten denken. De aangesloten bedrijven zijn daar hard mee bezig. Steken er veel energie en geld in. Nemen dus wel degelijk risico.’
Is er voor NOM-concepten een rol voor installatiebedrijven weggelegd?
“Op de bouwplaats is in principe geen installateur meer nodig die leidingen soldeert of draden trekt. Alle onderdelen, ook de installatiemodules, moeten ‘stekkerbaar’ zijn. Ik vergelijk het vaak met de opkomst van de automobiel. Rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw waren er veel garagebedrijven die postkoetsen gingen om- bouwen naar automobielen. Uiteindelijk zijn er nog maar een tiental grote autofabrikanten overgeble- ven. De garagebedrijven zijn zich op verkoop en het onderhoud van auto’s gaan richten. De installateurs die nu in de woningbouw actief zijn, of het nu nieuw- bouw of renovatie is, zullen zich uiteindelijk vooral op onderhoud en service van woningen moeten richten. Dat betekent dat een installatiebedrijf zich moet heroriënteren in de markt. Je kunt je daartegen verzetten, maar je kunt er ook op anticiperen.”
Wat vindt u van de kritiek van installateurs die zeggen dat bij NOM-pilots anderen bepalen wat en hoe iets wordt geïnstalleerd en wat het mag kos- ten, maar dat zij wél het risico voor een langere periode moeten dragen?
“Ik ken die kritiek, maar naar mijn idee is hier sprake van een misvatting. In Stroomversnelling spreken we niet meer over onderaannemers, maar levert de aanbieder een product waarvoor hij garant staat en waarvoor hij de service verzorgt. Als er door de aanbieder een installateur wordt betrokken, dan werkt deze in zijn opdracht, maar blijft de aanbieder productverantwoordelijk.”
Ketelfabrikanten en sommige installatiebedrij- ven vinden dat de hele NOM-operatie te eenzijdig een ‘all electric’-aanpak kiest?
“Let op: wij zeggen niet dat de concepten gasloos moeten zijn. Maar de concepten moeten wél niet- fossiel zijn. Het klopt dat we op dit moment nog van een ‘grijs’ elektriciteitsnetwerk gebruikmaken, maar dat verandert de komende jaren. Stroomversnel-ling richt zich naar wat ‘morgen’ de realiteit zal zijn. En dat is: niet-fossiel. Dan kunnen ketelfabrikanten of installatiebedrijven een lobby starten om ook gasgebaseerde concepten te promoten, maar dat beoordeel ik dan als een politiek en maatschappelijk onhandige move. Kijk naar het akkoord dat in Parijs is gesloten. Ga niet achteruit lopen ploegen, maar omarm de maatschappelijke realiteit. Natuurlijk kun je op hele specifieke locaties wellicht met een groen gasnetwerk of een warmtenetwerk uit de voeten. Maar uiteindelijk moeten bouwers en installatiebe- drijven hun geld verdienen met wat maatschappelijk gewenst is. En investeren in een gasnetwerk dat je dan weer vijftig of zestig jaar moet gebruiken, is dat duidelijk niet. Accepteer dat uitgangspunt, dan helpt je dat bij het oriënteren op nieuwe marktkansen.”