Reactie Stroomversnelling op consultatie Warmtewet 2
Lees hieronder de integrale indiening van Stroomversnelling op de internetconsultatie Warmtewet 2.
Lees hieronder de integrale indiening van Stroomversnelling op de internetconsultatie Warmtewet 2.
Het belang van warmtenetten voor CO2-neutrale en blijvend betaalbare warmtevoorziening in Nederland is evident, maar niet zonder uitdagingen. Dat maakt dat een goed werkende warmtewet als regulerend kader daarvoor van groot belang is. Met name gelet op de volgende constateringen:
Helaas zit er volgens Stroomversnelling een aantal belangrijke weeffouten in de voorgestelde warmtewet:
a) Alléén integrale warmtebedrijven toegestaan
b) Onnodig nieuwe monopolies geschapen
c) Onvoldoende waarborgen woonlastenbescherming
d) Geen garantie op CO2-vrije warmte in 2050
e) Geen grenzen aan leveringstemperaturen gesteld
f) Geen ruimte geboden voor meerdere kwaliteiten warmte
Hieronder wordt nader ingegaan op deze weeffouten:
a) Alléén integrale warmtebedrijven toegestaan
De wet gaat nadrukkelijk alléén uit van integrale warmtebedrijven die beschikken over het economisch eigendom van het net en die ook de levering verzorgen. De energietransitie is echter sterk gebaat bij meer vrijheid in het kiezen van het marktmodel dat het best past bij de lokale situatie en bij de wensen van de afnemers. Door de keuze voor integrale warmtebedrijven wordt bijvoorbeeld een grote kans gemist om warmtenetten gelijkwaardig te kunnen maken aan andere vitale infrastructuur waarmee woningen/gebouwen zijn te verwarmen: de gasnetten (met duurzaam gas) en elektriciteitsnetten die in handen zijn van publieke netbeheerders. In het land zijn tal van warmtenetten in ontwikkeling waarbij het net onafhankelijk wordt beheerd en waarbij een of meer leveranciers actief kunnen zijn.
b) Onnodig nieuwe monopolies geschapen
De warmtewet creëert -onnodig- nieuwe monopolies voor private bedrijven waarbij afnemers geen vrije keuze hebben om zelf voor duurzame oplossingen te kiezen. Het is helder dat warmtenetten gebaat zijn met een groot aantal aansluitingen. Dit wordt echter bij voorkeur bereikt met een aantrekkelijk aanbod en niet met dwang. Er is weliswaar een regeling (‘opt-out’) voorzien voor weigeraars maar onduidelijk is op welke gronden straks door gemeenten wordt getoetst of de weigeraar met een gelijkwaardig alternatief komt.
c) Onvoldoende waarborgen woonlastenbescherming
De regulering van de verschillende te hanteren tarieven verlaat de methodiek van Niet meer dan Anders, die is gebaseerd op de kosten die men zou hebben indien men (ook jaren na overstap op warmte) op aardgas zou zijn aangesloten geweest. Ook Stroomversnelling meent dat het verlaten van deze methodiek gewenst is, met name vanuit het consumentenperspectief. De voorgestelde methodiek gaat echter uit van systeemkosten en redelijk verondersteld rendement voor de aanbieder. De consument krijgt zo hooguit transparantie in hoeverre de gehanteerde tarieven van de aanbieder redelijk zijn (voor de aanbieder), maar krijgt geen bescherming tegen verhoging van de woonlasten als gevolg van de overstap. Dit nog afgezien van eventueel benodigde zelf te verrichten investeringen in de woningkwaliteit om de woning comfortabel verwarmd te krijgen via het warmtenet. Mede gelet op de doelstellingen en beloftes vastgelegd in het Klimaatakkoord ontbreken nu ten onrechte waarborgen omtrent woonlastennutraliteit bij overstap van aardgasverwarming naar verwarming via een warmtenet.
d) Geen garantie op CO2-neutrale warmte in 2050
Er wordt geen garantie gegeven op CO2-neutraliteit voor de warmte in 2050, er is alleen een streven hiertoe. In art. 2.16 is een staffel die slechts de maximale CO2-emissie per geleverde GJ weergeeft tot 2030. Belangrijk bezwaar van deze staffel is dat deze niet tot stand is gekomen op basis van back-casting vanaf 2050 en derhalve geen garantie biedt op CO2 neutraliteit in 2050. Stroomversnelling maakt zich hier zorgen over omdat duurzame warmte in Nederland niet in
overvloed beschikbaar is. Dat warmte alleen met dure infrastructuur te transporteren is,
beperkt bovendien het potentieel.
e) Geen grenzen aan leveringstemperaturen en aanvoertemperaturen gesteld
Stroomversnelling stelt vast dat duurzame warmte in Nederland niet in overvloed beschikbaar is. Dat warmte alleen met dure infrastructuur te transporteren is, beperkt bovendien het potentieel. De verliezen in warmtenetten (in Nederland gemiddeld 25%) moeten daarom worden beperkt. De wet stelt echter geen grenzen aan de leveringstemperatuur van nog te bouwen warmtenetten. Echter, hoe lager de temperatuur hoe lager de netverliezen zullen zijn. Een nog veel groter voordeel van een lagere nettemperatuur is dat er meer lokale bronnen direct (zonder temperatuuraanpassing) op het net kunnen leveren.
Tegelijkertijd dient inzicht gegeven te worden in de woningprestaties die noodzakelijk zijn om de woning comfortabel warm te houden. In de ontwerp wet wordt aangegeven dat, in termen van leveringszekerheid, aangegeven moet worden waar de woning aan moet voldoen om de verblijfsruimten te kunnen verwarmen tot een binnentemperatuur van 20 °C, zonder onderbouwing of deze binnentemperatuur wel afdoende is bij afgifte van warmte op lagere temperaturen.
Voor regionale transportnetten worden in de praktijk zeer hoge aanvoertemperaturen gebruikt (110 à 120°C) om met kleinere buisdiameters te kunnen werken. Op zich is dat begrijpelijk, echter er ontstaat heel gemakkelijk een onwenselijke lock-in voor industriële bedrijven. Zou zouden op die hoge temperatuur restwarmte moeten blijven leveren terwijl procesinnovaties kunnen leiden tot restwarmte van een veel lagere temperaturen. Ook voor regionale transportnetten is daarom een transitiepad nodig voor verlaging van de aanvoertemperatuur.
f) Geen ruimte voor meerdere kwaliteiten warmte
Net als de huidige warmtewet biedt de nieuwe warmtewet niet de mogelijkheid om warmte met meerdere duurzaamheidskwaliteiten aan te bieden. Dat biedt afnemers op warmtenetten niet de mogelijkheid om -net als dat met elektriciteit en gas kan d.m.v. garanties van oorsprong- ‘groene warmte’ in te kopen. Met behulp van ‘administratief toewijzen’ van duurzame warmte is dat echter eenvoudig te realiseren. Dit biedt tevens de mogelijkheid om ook woningen op een warmtenet ‘Nul-Op-de-Meter’ te krijgen. Dit stimuleert een versnelde verduurzaming van bronnen en verbetert de concurrentiepositie van warmtenetten ten opzichte van all-electric oplossingen.
De conclusie luidt dat deze warmtewet zeker niet voldoende stimulerend is om warmtenetten de rol in de energietransitie te laten spelen die nodig is om in 2050 een CO2-neutrale energievoorziening te realiseren. Er zijn nog teveel onvolkomenheden die er naar verwachting voor de Stroomversnelling voor gaan zorgen dat gemeenten niet voortvarend met warmtenetten aan de slag zullen gaan. Verder zijn de waarborgen verre van voldoende om de warmtenetten die wel tot stand komen in 2050 CO2-neutraal te kunnen laten opereren. Stroomversnelling heeft hiervoor verschillende concrete aanbevelingen:
a) Omarm diversiteit marktmodellen: Geef ruimte voor meer marktmodellen dan slechts ‘integrale warmtebedrijven’ en blokkeer bestaande ontwikkelingen op dit vlak niet meer maar stimuleer deze. In dit kader verwijzen ook graag naar de reactie op deze internetconsultatie aangeleverd vanuit de Warmtecoalitie, waar dieper ingegaan wordt op andere marktmodellen waar ruimte voor gewenst is.
b) Voorkom monopolies: Het toestaan van meerdere leveranciers (zie hierboven bij a)) en kunnen aanbieden van meerdere kwaliteiten warmte (zie hieronder bij e)) zal het gevoel van gedwongen
winkelnering sterk kunnen verminderen. Bescherm de consument met duidelijkheid rondom afwijzingsgronden rond weigeraars. Ontsla gebouweigenaren die hun gebouw al all-electric verwarmen van de eis om nadere onderbouwing te leveren voor weigering.
c) Borg woonlastenneutraliteit: Naast transparantie en plafondstelling omtrent redelijkheid van tarieven gerelateerd aan warmtenetten voor de aanbieder dient ook woonlastenneutraliteit geborgd te worden in de warmtewet. Om woonlastenneutraliteit te waarborgen – in feite het Niet-meer-dan-Nu principe – worden in feite onafhankelijk de jaarlijkse referentiekosten bepaald voor energiegebruik en instandhouding van de prestaties van de warmtelevering (rekening houdend met resterende technische levensduur van de aanwezige installaties). Dit, bij standaard gebruik van de woning tegen de op dat moment geldende tarieven van de bestaande installaties en warmtedrager (doorgaans aardgas of elektriciteit). De overstap naar warmtenet zou dan zowel qua financieringskosten (voor de nieuwe installatie) als vaste- en variabele energiekosten in termen van jaarlijkse woonlasten niet hoger mogen zijn dan de referentie jaar woonlasten.
d) Borg CO2 neutraliteit 2050: Bouw zekerheid in rond de bijdrage aan CO2-neutraliteit in 2050, met staffels voor CO2-emissie per GJ warmte tot 2030 gebaseerd op backcasting vanaf 2050.
e) Geef grenzen aan leveringstemperaturen:
f) Biedt ruimte voor meerdere kwaliteiten warmte: Stimuleer marktwerking rondom verduurzaming van warmte, zoals die ook al bestaat bij gas en elektriciteit. Maak daarvoor administratief toewijzen van duurzame warmte mogelijk binnen de nieuwe warmtewet.