Verslag Stroomversnelling Samenwerkdag op 21 juni in Mereveld in Utrecht – door Anton Coops
Op 21 juni – de langste dag van het jaar – is bij Van Dale Uitgevers nul-op-de-meter het woord van de dag. De symboliek is treffend. Enerzijds is deze zonnewende statistisch gezien een topdag voor de opwek van zonne-energie op het noordelijk halfrond. Anderzijds is het feit dat Van Dale de aandacht vestigt op de correcte spelling van ‘nul-op-de-meter’ tekenend voor de invloed van de energietransitie op het maatschappelijk debat.
Dagvoorzitter Serena Scholte heet iedereen welkom op de Samenwerkdag, en roept op om vooral “goed voor jezelf te zorgen” door alle vragen en kwesties die er leven voor te leggen aan de aanwezige experts. Kijkend naar het programma zijn ‘wijkaanpak’ en ‘industrialisatie’ dé twee woorden van de dag, maar het inhoudelijke gedeelte begint met een korte terugblik op het ontstaan van de huidige Stroomversnelling. Dit naar aanleiding van de uitgave “0 op de Meter – De kracht van een helder idee van de founding fathers van Stroomversnelling. Het verhaal en de lessen van de eerste incarnatie van de Stroomversnelling zijn vastgelegd in een fraaie brochure, een heus “collectors item” aldus Serena Scholte.
De eerste stappen
Begeleiders Mariëlle van Rooden en Charlie Martens, en deelnemers van het eerste uur Wim van den Bergh (Stadlander) en Tom Jongen (BAM Wonen) betreden het podium om de nieuwe Stroomversnelling-leden iets te vertellen over de allereerste stappen. Charlie Martens memoreert dat in 2009 Energiesprong al begon met het creëren van condities voor een grootschalige verduurzaming van de gebouwde omgeving. “Het zaadje is geplant door Jan Willem van de Groep. Die inspiratie was ons leitmotiv. We hebben met elkaar een vereniging opgericht en uit eigen middelen gefinancierd. Binnen zes maanden was de Deal Stroomversnelling Huur rond.” Tom Jongen vult aan: “We wisten wél dat we gingen starten, maar we wisten niet waar we uit zouden komen.”
Wim van den Bergh vertelt dat Stadlander al een tijd bezig was met een nieuwe manier van uitvragen. “We wilden vooral het proces versnellen en deze aanpak heeft ons enorm vooruit geholpen. Onze inzet was duurzaam langer thuis wonen, en zo hebben we het ook verkocht, niet als nul-op-de-meter, omdat het op dat moment nog een lastige term was die de bewoners niet begrepen.”
Uiteraard was het niet alleen koek en ei in de beginfase. “Vooral angst voor het onbekende heeft soms voor moeilijke momenten gezorgd”, denkt Tom Jongen. “Ga je verder van elkaar af zitten of zoek je elkaar op als het moeilijk wordt? Als de dialoog stopt gaat het mis. De belangrijkste lessen voor BAM Wonen zijn geweest om elkaar te blijven opzoeken, om vol te houden en samen de problemen te fiksen. En zo hebben we iets gedaan met z’n allen wat niet vaak voorkomt: er is écht wat veranderd.”
Charlie Martens gaat in op het veel gehoorde verwijt dat de beloofde aantallen renovaties bij lange na niet werden gehaald. “Wat betreft de aantallen, ok, dat viel tegen. Maar het innoveren van onderliggende processen en regelgeving is heel belangrijk geweest. Onzekerheid is de belangrijkste reden dat de continuïteit niet goed was. Corporaties hielden de boot af met de EPV, en ook industrialisatie in gang zetten is knap lastig. Het is een kip ei verhaal, wat een ingewikkelde situatie oplevert als het vertrouwen er nog niet helemaal is.”
Wijkaanpak is hip, hot en happening
Leonie van der Steen (Programmamanager Wijken met Nieuwe Energie) neemt het tweede deel van de plenaire opening voor haar rekening. Ze begint met de droge constatering dat het thema wijkaanpak inmiddels bijzonder populair is, maar tegelijkertijd zó veelomvattend dat het lastig is om er grip op te krijgen. Ze schetst in vogelvlucht de initiatieven en plannen waarin de wijkaanpak inmiddels een hoofdrol speelt, waaronder de programmalijn 0 Aardgasloze wijken van TKI Urban Energy, en het Klimaatakkoord, waarin gesproken wordt over warmtetransitie-plannen en uitvoeringsplannen op wijkniveau. Uiterlijk in 2021 moeten alle gemeenten hun transitievisie af hebben. Deze omvat onder andere het tijdspad waarop wijken van het aardgas gaan, en voor de wijken die rond 2030 in de planning staan om naar aardgasvrij te gaan moeten dan ook de potentiële alternatieve energie infrastructuren bekend zijn.
Wijkaanpak is vooral een integrale aanpak, waarbij naast de technische oplossingsrichtingen (all-electric, warmtenet, opslag etc.) ook aspecten als betaalbaarheid, klimaatadaptatie, langer thuis wonen en mobiliteit aan de orde komen. “Klinkt prachtig, maar op het moment dat je aan de slag gaat is het vrij lastig om te bepalen waar je gaat beginnen. En wie gaat wat doen?”
Om grip te krijgen op de wijkaanpak is er een zogenaamde community journey in zes stappen bedacht: de reis die een wijk doormaakt naar ‘2050 ready’.
- keuze participatievorm
- wijkanalyse
- keuze warmtedrager
- uitvraag en conceptontwikkeling
- organisatie en financiering
- contracteren en uitvoeren
Fase vier is de fase waarop Stroomversnelling zich focust. “Op welke manier bundel je de vraag in wijken op een slimme manier, zodat we prijsdaling en betere producten uitlokken; dat is waar we aan gaan werken. Er beginnen interessante voorbeelden te ontstaan, onder andere in Emmen, Woerden, Schiedam en Utrecht. En op de onlangs gelanceerde website smartenergycities.nl wordt kennis bij elkaar gebracht uit 16 proefprojecten, gecoördineerd door EZK, BZK, Netbeheer Nederland, TKI Urban Energy en TKI ClickNL.”
“Iedereen is nu als een dolle met particulieren bezig, maar daar zit maar een deel van de oplossing”, waarschuwt Van der Steen. “Corporaties kunnen sneller starten, maar ze hebben slechts een relatief klein aandeel in de markt; particuliere eigenaren bezitten 2/3 van onze woningvoorraad. Een snelle start via corporaties kan echter helpen om te komen tot betere concepten. Door nu óók te beginnen met het ontwikkelen van een goede aanpak voor particulieren, komen we met beide sporen over vijf tot tien jaar op de benodigde snelheid om de klimaatdoelstellingen te halen.”
Industrialisatie: de cadans op gang brengen
Carlos Klein (Directeur Rc Panels) en Tom Jongen (Directeur Renovatie Concepten BAM Wonen) nemen het stokje over. Het laatste plenaire onderwerp is industrialisatie. “Het is meer dan een mens eruit halen en een robot erin zetten”, aldus Klein. “Dit jaar doen we 600 tot 700 woningen samen met onze partners. We gaan ook steeds verder met wat er al is ingebouwd in de gevels.”
Serena Scholte wil weten hoe Rc Panels is gestart. “We zijn begonnen met een unitbouw fabriek waar we panelen maakten. Van het een kwam het ander, en vanwege de problemen in de markt kwam de business case snel rond”, vat Klein samen. “Industrialiseren is ook standaardiseren, we doen alleen nul-op-de-meter in samenwerking met corporaties en bouwers. We hebben 50 man personeel en drie grote machines, waaronder een steenstripplak-robot. We werken onder andere samen met Dura Vermeer, Van Wijnen en Hazenberg TBI. Dat zijn intensieve samenwerkingstrajecten. We willen in de toekomst ook met corporaties een meerjarige samenwerking aangaan om zo een goede flow en cadans erin te houden. We willen niet zelf concepten ontwikkelen. Je hebt technische innovatie en sociale innovatie, wij doen puur het technische deel.”
Tom Jongen legt vervolgens uit hoe de eerste stappen werden gezet bij BAM. “We hebben nu twee fabrieken, één voor energiemodules en éénvoor gevels. We hadden al een afdeling die modulair bouwt. We hadden dus al mensen in huis die energiemodules konden ontwerpen. Het is wel een continu proces van verbeteren en innoveren. We willen bijvoorbeeld kleinere modules, zo breed als een keukenkastje, zodat je ze altijd kwijt kunt. Dat gaat over de kunst van het weglaten.”
Serena Scholte wil weten hoe BAM geleerd heeft industrieel te denken. “Wij werken in een markt waarin het stoer is om te zeggen ‘ik kan alles’ maar dat kost je uiteindelijk veel geld. Je moet dus ook af en toe nee zeggen en scherp zijn op efficiency. Een batch van 40 is voor ons het minimum. In december 2013 hebben we het eerste project in Heerhugowaard opgeleverd met industrieel vervaardigde gevelelementen. Die waren nog vrij duur, echt een investering. We hebben toen lang nagedacht over de productie van de gevels. In eerste instantie werkten we nog met veertig tegelzetters, wat in de crisis even heel goed kon, maar daarna hebben we gekozen voor een steenstriprobot. Dijkstra Draisma was daarmee de eerste. We hebben toen bij elkaar in de keuken gekeken. De handjes die we niet meer in de fabriek nodig hebben zijn nu inzetbaar voor assemblage op de bouwplaats. In drie jaar tijd zijn de prijzen van de gevelelementen en de energiemodules al flink gedaald, maar industrialisatie verdient zich alleen terug als je continuïteit hebt in de afname.”
Een fabriek runnen
Na de plenaire inleiding over industrialisatie gaan Carlos Klein, Tom Jongen en Folkert Linnemans (Innovator Bouwgroep Dijkstra Draisma) dieper in op het onderwerp onder leiding van Dennis Mosterd (Stratinn). Mosterd werkt voor productiebedrijven en heeft ook met woningcorporaties samengewerkt.
Het wordt een zeer interactieve sessie en er is meteen een vraag voor de drie ervaringsdeskundigen over de hoogte van de investeringen. “Kan een subsidie uitkomst bieden?” De regeling van TKI Urban Energy helpt zeker, meent Carlos Klein. Volgens Tom Jongen zijn vooral Europese subsidies enorm ingewikkeld. “Zo’n subsidie is bovendien niet nodig als je continuïteit hebt, maar als kickstart kan het werken.” Folkert Linnemans vult aan: “Subsidie voor productontwikkeling is nuttig, maar niet voor investeringen in de fabriek. Niet de machines, maar de eerste tachtig tot honderd opgeleverde woningen hebben ons het meeste gekost. Je moet het gelijk goed doen, want mensen moeten erin wonen, en je moet ook nog eens 25 jaar garantie geven. Dan is er geen ruimte voor fouten. Dat is een remmer op de industrialisatieslag. Subsidie is wat mij betreft secundair. Ik zou eerder zeggen: stort dat geld in een garantiefonds voor industrialisatie.”
“Wij maken voornamelijk gevels, voornamelijk NOM, maar die markt is relatief klein, dus je moet ook utiliteit en nieuwbouw kunnen bestrijken”, vindt Linnemans. “Je moet niet zozeer uitgaan van principes als n=1, maar meer van de vraag: ik heb een gevelelement, hoe kan ik dat kwijt?” Daarnaast kent ook de stap van de eerste tientallen woningen naar de grote aantallen zijn eigen problemen. “We hebben bijvoorbeeld ploegendiensten ingevoerd. Dat is niet triviaal. Ook acquisitie en architecten moeten ‘opgevoed’ worden in lijn met de inrichting van het productieproces. Sommige dingen zet je vast, andere dingen zijn optioneel. Sommige opties verdwijnen.”
Ter inspiratie presenteert Dennis Mosterd vervolgens een succesvolle casus die hij samen met Hapert, de fabrikant van aanhangwagens, heeft doorlopen. “Hapert was er trots op dat ze enorm veel verschillende opties konden aanbieden. We hebben als eerste stap de 11.000 bestaande opties teruggeschroefd naar 3.000. De klant heeft daar niks van gemerkt. Na die afslanking werd er pas geautomatiseerd, en toen werd het product aangepast aan de productiestrategie die was bedacht.”
Een vraag uit de zaal: “wat is de invloed op het bouwproces? Hebben we over tien jaar nog wel een architect nodig?” Uit de discussie die volgt blijkt dat de architect niet overbodig wordt, maar wel een aangepaste rol krijgt: ontwerpen vanuit industrieel aanbod, wat in feite neerkomt op modulair bouwen. Deze verandering gaat stap voor stap. Zo maakte Rc Panels een ‘gevelgenerator app’ voor de klant. Dat is voor de meeste corporaties en architecten vooralsnog een brug te ver.
Laatste punt: als de opdrachtgever een opdracht formuleert vanuit wat er industrieel beschikbaar is kunnen er meters worden gemaakt. “Daarom moet de keten elkaar opzoeken en in een heel vroeg stadium de architect erbij betrekken en uitnodigen in de fabriek. Daardoor ga je de onmogelijkheden begrijpen, en van daaruit ontwerpen. Ook door eisen functioneel te specificeren”, aldus Carlos Klein.
Wijkaanpak ja, maar hoe dan?
Na de plenaire sessie over wijkaanpak worden in de gelijknamige deelsessie de eerste stappen gemaakt met de eigen praktijk. De voorgestelde methodiek is om op basis van het Business Model Canvas in groepen te proberen tot een Community Canvas te komen, om zo inzicht te krijgen in de vragen die beantwoord moeten worden om de wijkreis vanaf de start succesvol te laten zijn, en om daarnaast de moeilijkste vragen beter te behapbaar te maken. Hierbij geldt dat alle stappen voorafgaand aan het uiteindelijk contracteren en uitvoeren (stap 6) doorlopen moeten zijn, en dat de manier waarop dit gebeurt van grote invloed is op de kwaliteit en snelheid van de wijkreis.
In deze sessie is de vraag aan de groepen om zich vooral te richten op de eerste drie stappen. Wat moeten we allemaal in beeld hebben, welke vragen moeten beantwoord worden, wie zijn er allemaal betrokken en zien we, naast het aardgasvrij maken van de wijk, ook nog andere koppelkansen? Het gezelschap bestaat uit netbeheerders, corporaties, een gemeente, een provincie, leveranciers en procesbegeleiders, die de wijkreis allemaal vanuit hun eigen perspectief bekijken. Eén van de doelen is om in verschillende casussen de dominante warmteleverancier in beeld te krijgen, en vervolgens te komen tot een Canvas, dat je samen met je stakeholders kunt invullen; een levend document.
Dit blijkt voor de meeste deelnemers aan de sessie in dit stadium een pittige klus, die overigens wél aanleiding geeft tot veel goede gesprekken over nut, noodzaak en invulling van de wijkreis. Uit de gesprekken komt onder andere naar voren dat het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving niet gezien moet worden als doel, maar als middel om te komen tot fijne, veilige, groene wijken. Hier wordt direct de kritische noot aan toegevoegd dat “een koppelkans geen verkoopkans moet zijn”. Wat ook duidelijk wordt, is dat bewoners en hun wensen centraal moeten staan bij de wijkaanpak. Zonder enthousiaste bewoners geen wijkaanpak. Verder wordt de politiek (op landelijk, provinciaal én gemeentelijk niveau) door verschillende tafels opgeroepen om ‘gasvrij’ te omarmen en breed uit te dragen. De opgehaalde resultaten en tips worden verwerkt tot een eerste versie van het Canvas.
Wrap up
Leen van Dijke (Voorzitter Stroomversnelling) rondt de Samenwerkdag af met een bespreking van de vorderingen aan de Sectortafel Gebouwde Omgeving. “Het is voor ons een pittig verhaal qua inzet van menskracht, maar het is ook een proces dat bepalend is voor onze koers, en we hebben bovendien de kennis en ervaring in huis om hier een substantiële bijdrage te leveren. Na een aantal vergaderingen ligt er nu een proeve van een eindversie. Er is kritiek, maar we denken wél dat het glas halfvol is.” Van Dijke schetst een aantal positieve punten, zoals een eenduidige beoordeling van de schilprestatie (50 kWh/m2; het dubbele van de voorlopige BENG-eis) die tevens gaat helpen bij het nauwkeuriger definiëren van NOM-ready ingrepen. Ook het feit dat gemeenten een belangrijke rol krijgen op wijkniveau is positief. “Steeds meer gemeenten worden lid van Stroomversnelling. In proeftuinen moeten ze nu laten zien dat ze tot keuzes in staat zijn. In Stroomversnelling-verband kunnen we daarvoor straks instrumenten gaan ontwikkelen en delen.”
Er is ook gelekt aan de Sectortafel. Een ‘gaslek’ om precies te zijn. De Volkskrant berichtte op basis daarvan nogal eenzijdig over de belastingstijging op aardgas: men vergat te melden dat de belasting op elektriciteit omlaag gaat. “Het héle verhaal is dat iedereen aan deze tafel royaal oog heeft voor inkomenseffecten bij lage inkomens. Woonlastenneutraal is het uitgangspunt”, aldus Van Dijke.
Met name over duurzame warmtenetten zal nog een flinke kritische noot moeten worden gekraakt. Anderzijds wordt er aan de Innovatietafel zwaar ingezet op industrialisatie, en ook de objectgebonden financiering komt eraan. Kortom: er zal nog veel aandacht gegeven moeten worden aan normering en de precieze formuleringen van prestaties, maar we kunnen voorzichtig positief zijn over de richting waar het heen gaat.
Presentaties
Hierbij de 2 presentaties van de deelsessies
Samenwerkingdag Wijken met Nieuwe Energie
Samenwerkdag Industrialiasatie
Nieuwe leden
Tijdens de samenwerkdag hebben we ook de Gebroeders Blokland en de Provincie Utrecht welkom mogen heten als nieuw lid. Ook Woningcorporatie Eigen Haard, onlangs ook lid geworden, was aanwezig.