De bouwplaats als laatste station van de fabriek
Plegt-Vos start deze maand met de bouw van een gerobotiseerde fabriek voor de productie van kant-en-klare, duurzame woningen en woningcomponenten. De fabriek wordt gebouwd op een kavel van circa 9 hectare op het Bedrijvenpark Twente in Almelo.
De eerste hal zal in januari 2022 operationeel zijn, en starten met een productiecapaciteit van 30 woningen per week. De komende jaren worden er in fases nog vier hallen toegevoegd en er komt ook een experience center.
Industrialisatie van de woningbouw, zowel nieuwbouw als componenten voor renovatie, is voor Stroomversnelling een belangrijke speerpunt. Stroomversneller Sjoerd Klijn Velderman is dan ook erg benieuwd naar de plannen van Plegt-Vos. Sjoerd heeft in het recente verleden aan den lijve ondervonden hoe intensief een industrialisatie-traject kan zijn. Daarmee is hij de juiste gesprekspartner voor innovatiemanager Berri de Jonge en algemeen directeur Theo Opdam van Plegt-Vos.
Voor intern gebruik
Sjoerd Klijn Velderman: “Ik ben heel benieuwd naar wat jullie heeft gemotiveerd om een fabriek te bouwen waar woningen uitkomen. Gaan jullie deze fabriek vooral inzetten voor je eigen woningen of hebben jullie een bredere markt voor ogen?”
Theo Opdam: “Op termijn willen we ook graag voor anderen gaan produceren, maar in eerste instantie produceren we alleen voor onszelf, omdat we dat nu overzichtelijker vinden. De capaciteit van de eerste hal is toegemeten op onze huidige eigen productie, maar we hebben een grote kavel gekocht van 9 hectare. Die gaan we echter niet meteen volbouwen. Ik denk dat het verstandig is om binnen onze branche op termijn ook naar andere samenwerkingen toe te gaan. Maar dat doen we zoals we het altijd aanpakken bij Plegt-Vos: wél grote ambities maar stap voor stap.”
Sjoerd Klijn Velderman: “Ik denk dat het heel goed is dat jullie nu al schaal organiseren.”
Berri de Jonge: “De capaciteit van de nieuwe fabriek is ongeveer 1300 woningen per jaar. Dat is de basiscapaciteit voor één shift. We kunnen dus ook opschalen in shifts.
Robotisering
Sjoerd Klijn Velderman: “Er is sprake van gerobotiseerde productie. Moet ik het me dan zo voorstellen dat er een controleploeg aan de slag gaat, die ervoor zorgt dat de robots soepel de productie kunnen draaien? Of zit er ook nog veel handwerk tussen?”
Theo Opdam: “In de nieuwe fabriek is er geen sprake van handwerk. We hebben daar uiteraard wel mensen aan de machines staan, maar wat we kunnen automatiseren zullen we niet nalaten.”
“Met onze aanpak zijn wij eerder een nieuwe toetreder dan een bouwbedrijf met een fabriek”
Berri de Jonge: “Met onze aanpak zijn wij eerder een nieuwe toetreder dan een bouwbedrijf met een fabriek”. We hebben operators die de productielijnen gaan bedienen, en de werkzaamheden worden met robots uitgevoerd. Er zit een mix in van wat businesscase-technisch wel of niet handig is om te robotiseren, waarbij het grootste deel is geautomatiseerd. De rest van het werk wordt gedaan door de operators, waardoor we wél heel andere mensen in dienst gaan krijgen. We hebben in deze fabriek geen ‘klassieke’ timmermannen of bouwkundig geschoolde mensen nodig. Als je kijkt naar de onderneming als geheel heeft Plegt-Vos die mensen natuurlijk wel hard nodig, maar niet in deze fabriek.”
Het ei van Columbus
Sjoerd Klijn Velderman: Een fabriek vullen met productielijnen is één, maar ervoor zorgen dat de fabriek kan draaien zonder ieder segment opnieuw te hoeven ontwerpen en programmeren, dat vraagt denk ik een bepaalde mate van standaardisatie. Of hebben jullie het juist andersom aangepakt? Dus dat je via automatisering de machines zodanig kunt aansturen dat ieder ontwerp op ‘n=1 niveau’ kan worden gemaakt?
Berri de Jonge: “Het uitgangspunt is dat we vanuit de techniek variaties kunnen maken, maar om dat te kunnen doen heb je inderdaad ook een vorm van standaardisatie nodig. Het is een mix geworden van beide. We zijn er wel heel duidelijk over dat het beslist geen eenheidsworst-fabriek mag worden.”
“Als je begint met industrialiseren kun je een aanpak kiezen. Je kunt het doen zoals Ford ooit is begonnen, dus met het leveren van iedere kleur – als het maar zwart is. Dat is natuurlijk achterhaald. Wij zitten veelmeer op het spoor van wat Volkswagen nu doet met hun MQB platform. We gaan dus uit van de platform-gedachte. Op die manier ontwikkelen we elementen en woningen, en daar zit een flink stuk automatisering in. Denk aan een script dat parametrisch gevels kan ontwerpen binnen onze design rules. Alles wat daar uit komt rollen kunnen we vervolgens ook maken. Met andere woorden: de output kan naar de robots op de productielijn worden gestuurd, en dan weet de lijn welke stappen er moeten worden gezet.”
Sjoerd Klijn Velderman: “Bij een auto is het evident wat het platform is: het chassis met de wielen eronder. Eventueel heb je variatie in motoren. Maar wat is voor jullie een platform? Is dat een casco, of is dat juist de schil? Zijn het de interfaces?”
Theo Opdam: “We gaan je niet alles vertellen Sjoerd, want nu kom je wel bij het ei van Columbus.
Sjoerd Klijn Velderman: “Ik ben niet op zoek naar jullie ei van Columbus, maar ik probeer te achterhalen hoe jullie je fabriek ontwerpen, en voor wie jullie die fabriek maken. Ik weet dat het runnen van een fabriek heel iets anders is dan het runnen van een bouwplaats. De sleutel die ik voor mezelf ontdekt heb is de voorspelbaarheid van het proces. Jullie hebben natuurlijk een heel pakket aan producten. En dat hele pakket vraagt om een vergelijkbare aanpak. Daarom zoek ik naar wat voor jullie de basis is, en welk aspect je varieert.”
Theo Opdam: “De basis is dat we producten leveren voor grondgebonden woningbouw, gestapelde woningbouw en verduurzaming van bestaande woningvoorraad – en bij dat laatste ligt ook de link met Stroomversnelling. Daardoor varieer je dus al. Ik denk dat we de meeste elementen in grondgebonden woningbouw kunnen toepassen, en voor verduurzaming zal het meer daken en gevels zijn. Gestapelde bouw zit daar een beetje tussenin. Maar alle drie deze productgroepen draaien allemaal op hetzelfde platform en ze komen ook uit dezelfde fabriek. We zitten overigens nog middenin de ontwikkeling. Twee keer per week praten we hier nog steeds zeer intensief over, en dat zal ook nog wel even doorgaan.”
De afnemer aan de knoppen
Sjoerd Klijn Velderman: “Jullie doelgroep is waarschijnlijk de ontwikkelaars en corporaties die woningen bij jullie afnemen. Mogen die partijen dan ook zelf aan de knoppen zitten? Kunnen je afnemers met een bepaalde mate van vrijheid zelf een woning ontwerpen en uit de productielijn laten lopen? Of loop ik dan te veel vooruit op het idee van de consument achter de knoppen, zoals bij een auto?”
“Binnen een jaar of vijf zal het in principe wel mogelijk zijn voor onze afnemers om zelf een compleet ontwerp te maken.”
Berri de Jonge: “Dat is uiteraard wél het toekomstplaatje, en ik denk dat we daar ook al heel dicht bij zitten met de stappen die we nu zetten. Maar in eerste instantie gaan we dat nog niet zo doen. We zullen er voorlopig altijd zelf tussen zitten. Maar binnen een jaar of vijf zal het in principe wel mogelijk zijn voor onze afnemers om zelf een compleet ontwerp te maken.”
Theo Opdam: “Er is flink wat ruimte voor architecten en vormgevers. Uiteindelijk wil je ook mooie dingen maken, en ieder heeft zo z’n eigen talenten. Voor het maken van een mooie gevel heb je ook een bepaalde creativiteit en gevoel voor verhoudingen nodig. We richten het systeem dus zodanig in dat we met bepaalde ontwerpregels het eindproduct goed produceerbaar maken, maar er zit altijd een stuk ‘menselijk’ ontwerpersvernuft in.
Berri de Jonge: “Bepaalde regels beperken hoe het eindproduct eruit komt te zien, en daar kun je dan over in discussie gaan: hoever kun je die regels oprekken? Of moet je juist andere dingen gaan bedenken, meer vanuit een creatieve mindset? Bij die discussie zijn de architecten betrokken.”
De eerste fabriek in Langeveen
Sjoerd Klijn Velderman: “Als je naar jullie vestiging in Langeveen kijkt, wat ga je dan beslist niet doen in de nieuwe fabriek wat je in Langeveen wél doet?
Theo Opdam: “Langeveen heeft een andere ontstaansgeschiedenis. Een aantal buiten werkende timmerlieden is naar Langeveen gegaan, waardoor we nog veel vakmanschap aan de baan hebben om het zo maar uit te drukken. Dat is prima, want er zullen altijd specials gemaakt moeten worden. Die kunnen we heel goed vanuit Langeveen produceren. Maar dat vakmanschap willen we – en dat klinkt heel oneerbiedig – in de nieuwe fabriek zoveel mogelijk weg organiseren. Dat wil beslist niet zeggen dat we straks geen vakmanschap meer in huis hebben. Mensen die heel goed kunnen timmeren hebben we hard nodig, maar die werken op andere plekken. Dat is het grootste verschil.”
“In de samenwerking tussen onze bouwbedrijven en de vestiging Langeveen zijn de bouwbedrijven meer leading in de uitvoering, en dat gaan we in Almelo omdraaien. De nieuwe fabriek zal meer leading zijn in hoe we iets maken. De bouwplaats is dan in feite de laatste schakel van de fabriek: het is één integraal geheel geworden. Het is nog wel een heel proces om uit te vinden hoe dat in de praktijk gaat werken. Les één is dat je moet begrijpen dat een fabriek echt iets anders is dan een bouwbedrijf. In de aansturing, in de financiële huishouding, in alles. Die ervaring hebben we in Langeveen al een hele tijd opgedaan. Voorspelbaarheid van je planning is heel belangrijk. Daar hebben we al veel in geïnvesteerd.”
Berri de Jonge: “De flow in de fabriek is heel belangrijk. Dus voorspelbaarheid van de planning en logistiek. Hoe ga je logistieke stromen organiseren? Daarin kun je heel veel winst boeken, maar als je het verkeerd doet kun je ook veel verlies lijden, als je lijn en daarmee ook de bouwplaats stilstaat. De klanten hebben daar uiteraard ook last van.”
Behapbaar houden
Sjoerd Klijn Velderman: “Er zijn inmiddels een aantal bouwbedrijven bezig met industrialisatie. Hoe zien jullie die ontwikkeling branchebreed?”
Theo Opdam: “Ik ben daar niet echt mee bezig, maar ik ben wel blij dat een aantal andere partijen met soortgelijke ontwikkelingen bezig zijn. Het wordt in de pers al gauw allemaal over één kam geschoren, zo van ‘iedereen is met prefab bezig’, maar iedereen doet het toch op z’n eigen manier. Ik denk dat het goed is dat er meerdere prefab leveranciers zijn, want wij moeten wennen, toeleveranciers moeten wennen, klanten moeten wennen. Dat is een heel proces, maar het kristalliseert wel uit in de komende 5 tot 10 jaar. We hebben nu 9 hectare gekocht in Almelo en we bouwen nu een eerste hal. Daar proberen we zo goed mogelijk over na te denken, maar we doen het stap voor stap. Want als je kijkt hoeveel energie dit vergt van de huidige organisatie, en hoe lang we er al mee bezig zijn – en dan heb ik het nog niet eens over de investeringen die ermee gemoeid zijn – dan moet je het wel behapbaar houden voor jezelf.”
“Ik denk wél dat je geloof in je eigen kunnen moet hebben, want het is een hele ontdekkingsreis.”
Sjoerd Klijn Velderman: “Je kunt je er aardig op stukbijten. Je bent er de hele dag mee bezig, en elke keer als je denkt ‘ik ben er’, dan zie je of hoor je wel weer iets wat je onzeker maakt. En vervolgens moet je jezelf zien te herpakken.”
Berri de Jonge: “Dat is deels wel herkenbaar ja. We zijn met een team van zeven mensen die hier op zitten, en soms heb je inderdaad te maken met wat onzekerheid. Daar moet je dan wat mee. Maar wat bij Plegt-Vos heel prettig is, is dat we als team alle vertrouwen in elkaar hebben. We weten samen altijd wel weer een oplossing te vinden. Ik denk wél dat je geloof in je eigen kunnen moet hebben, want het is een hele ontdekkingsreis.”
tekst: Anton Coops
beeld: Plegt-Vos