Zoeken

Generic filters
Exact matches only
Stroomversnelling op linkedinStroomversnelling op twitterStroomversnelling op youtubeStroomversnelling op flickr

Partnerschap Woonbond: "Als we lage woonlasten niet kunnen garanderen, is verduurzaming van bestaande woningen kansloos"

‘Bewoners willen meepraten over hoe hun wijk CO2-neutraal wordt’

De Woonbond en Stroomversnelling hebben elkaar in een partnerschap gevonden. De komende decennia gaan steeds meer wijken van het gas af en worden vele duizenden woningen verduurzaamd. Die operatie gaat alleen lukken als huurders daar actief bij betrokken worden. Ronald Paping (directeur Woonbond) en Leen van Dijke (voorzitter Stroomversnelling) tekenden begin april in Amsterdam de overeenkomst om elkaar in hun missie te versterken.

Wat is ervoor nodig om tempo te maken met de verduurzaming van woningen?

Paping: “Je moet in ieder geval de huurders meekrijgen. Mensen kiezen niet voor een NOM-renovatie vanwege duurzaamheid. Voor hen is het belangrijk dat ze comfortabeler en gezonder gaan wonen. En vooral: dat de woningen betaalbaar blijven. Daarom sturen wij als Woonbond zo sterk op de betaalbaarheid van NOM-renovaties.”

Van Dijke: “Precies, wij ook. Stroomversnelling gaat bij NOM-renovaties uit van woonlastenneutraliteit. Voor de renovatie betalen bewoners een bepaald bedrag aan energiekosten, na de renovatie betalen zij een even hoog bedrag in de vorm van een energieprestatievergoeding. Ze gaan dus gezonder en comfortabeler wonen, maar hun woonlasten blijven gelijk. Als we die woonlastenneutraliteit niet kunnen garanderen, is de verduurzaming van bestaande woningen kansloos.”


“Als we de woonlastenneutraliteit niet kunnen garanderen, is de verduurzaming van bestaande woningen kansloos”


Paping: “Wij zien het liefst dat de woonlasten omlaag gaan.”

Van Dijke: “Dat begrijp ik. In de praktijk gebeurt dat soms ook doordat zonnepanelen meer energie leveren dan de woning en het huishouden verbruiken. Dan krijgen bewoners geld toe. Huurders in een NOM-woning zijn sowieso beter af dan mensen in een woning met een laag energielabel. Die laatsten zullen de komende jaren zien dat hun energielasten stijgen.”

Paping: “Dat moeten we zien te voorkomen. Daarom zitten wij nu ook aan tafel bij de onderhandelingen voor het Klimaatakkoord en zijn we partner geworden van Stroomversnelling. Het is duidelijk dat er wat moet gebeuren om de CO2-doelstellingen te behalen. Maar over de manier waarop dat gebeurt en wie ervoor gaat betalen, praten wij graag mee.”

70 procent van de bewoners moet met de renovatie instemmen voordat een project van start kan gaan. Moet dat zo blijven?

Van Dijke: “Draagvlak is het allerbelangrijkst. Tegelijkertijd is het niet wenselijk dat huurders de woningcorporaties met onredelijke eisen gijzelen als straks hele wijken van het gas af moeten. Er is wel een soort noodluik nodig.”

Paping: “Als je die 70-procentsgrens afschaft, ben je verder van huis, want dan moet je naar de rechter als een huurder niet mee wil doen. Tot nu toe is de deelnamebereidheid bij projecten heel groot geweest. Daar moeten we naar blijven streven. Het zou het mooist zijn als huurders erom staan te springen dat hun woning zo snel mogelijk wordt gerenoveerd.”

Van Dijke: “We moeten dus laten zien dat bewoners er met een NOM-renovatie op vooruitgaan. Daarom is monitoring zo’n belangrijk onderdeel van het NOM-keur. Daarmee borgen wij dat de afgesproken energieprestatie dertig jaar lang wordt gegarandeerd. De energieprestatie wordt op een simpele en eenduidige manier gemeten. Die gegevens moeten ook voor de bewoners helder en inzichtelijk zijn. Daar hebben wij de Woonbond bij nodig. Want goede communicatie met bewoners is een van de moeilijkste onderdelen van onze projecten. Hoe informeer je bewoners, hoe neem je ze vanaf het begin in een project mee, hoe geef je ruimte voor hun inbreng.”

Paping: “Zeker. Want vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Er zijn in het verleden al te vaak beloftes aan bewoners gedaan die niet zijn nagekomen.”

De grote vraag is wanneer de NOM-renovaties financieel uit kunnen.

Paping: “Wij kijken al een hele tijd uit naar de grote kostenverlagingen in NOM-renovaties. Komt daar al iets van terecht?”

Van Dijke: “Terechte vraag. Het streven is dat een NOM-renovatie met een nieuwe gevel, nieuw dak, een energieopwekkingssysteem en zonnepanelen zo’n 45.000 euro gaat kosten. Dat lukt alleen door de renovaties te standaardiseren en te industrialiseren. In het begin zaten we qua kosten op meer dan een ton, inmiddels is dat rond de 60.000 euro. Een spectaculaire verbetering. Alleen heeft vrijwel niemand daar iets van gemerkt, omdat de kosten tot nu toe door de bouwbedrijven zijn opgebracht, in de verwachting dat ze deze investeringen straks door grote aantallen renovaties kunnen terugverdienen. Op die basis zijn bouwers en woningcorporaties in de Stroomversnelling gaan samenwerken.

Paping: “Is het wel verantwoord om 45.000 euro te investeren in bestaande woningen? Dat is de standaard vraag die onze lidorganisaties ons stellen.”

Van Dijke: “Uit de business case die wij hebben opgesteld, blijkt dat woningcorporaties 5,25 procent rendement maken op de investering in een NOM-renovatie, als je naar de totale kosten en de hele levensloop van een woning kijkt. Investeringen in lagere energielabels zijn niet renderend als je naar de langere termijn kijkt. Om die woningen energieneutraal te maken, moet je de maatregelen namelijk in feite overdoen. Dit vraagt van woningcorporaties om met een langere termijn visie naar hun investeringen te kijken.”

Paping: “Het is dus niet gunstig om eerst naar label B te gaan en dan naar NOM?

Van Dijke: “Bij een label-B-renovatie krijgt de woningcorporatie geen garantie op de energieprestatie, ook gaat de bewoner geen EPV betalen. Bij een NOM-renovatie wel. Daarom is een renovatie naar NOM als je naar de lange termijn kijkt gunstiger dan een label-B-renovatie. Particuliere woningeigenaren die de investering niet in één keer kunnen financieren, kunnen het beste eerst investeren in een NOM-ready-renovatie en later naar NOM gaan. Dan doe je de dingen in de goede volgorde en voorkom je desinvesteringen.”

Het Klimaatakkoord wil vaart maken en zo snel mogelijk twintig pilotwijken van het gas af halen. Gaat dat lukken?

Van Dijke: “Wij pleiten ervoor om te beginnen bij die wijken waar we het meest van leren voor de toekomst. We hebben niets aan quick wins, we moeten juist in de beginfase duurzame oplossingen ontwikkelen die we daarna in andere wijken kunnen toepassen.”

Paping: “Elke wijk vraagt maatwerk. Daarom hebben wij de ‘Routekaart naar CO2-neutraal’ ontwikkeld, om beter grip te krijgen op de keuzes die moeten worden gemaakt. Met de routekaart brengen huurdersorganisaties in beeld welke stappen nodig zijn om hun woningen duurzaam te maken. Je kunt precies zien welke maatregel wanneer genomen moet worden, welke besparing dat oplevert en wat dat betekent voor de woonlasten. Met die kaart kunnen huurdersorganisaties en gemeente in gesprek gaan over de manier waarop wijken in die gemeente CO2-neutraal worden gemaakt.”

Van Dijke: “Het is heel belangrijk dat huurders en particuliere woningeigenaren een stem krijgen in de plannen die gemeenten maken om CO2-neutraal te worden. Anders wordt er over hen heen gewalst en krijgen we grote problemen. Zonder draagvlak kun je niet versnellen. Daarom willen wij graag met de Woonbond leren hoe wij de communicatie met bewoners kunnen verbeteren. Straks komen we in een nieuwe fase van de wedstrijd terecht. Dan worden er geen rijtjes woningen, maar hele wijken van het gas afgehaald.”


“Straks komen we in een nieuwe fase van de wedstrijd terecht: dan worden er geen rijtjes woningen, maar hele wijken van het gas afgehaald”


Paping: “Om bewoners te overtuigen, moet het voor hen ook financieel aantrekkelijk zijn om mee te doen. Dat kan bijvoorbeeld door de verhuurderheffing – die er op zichzelf nooit had moeten komen – in te zetten voor verduurzaming. Daar zou je de woonlasten voor huurders mee kunnen verlagen.”

Van Dijke: “Het zal mij een plezier zijn om door de achterban van de Woonbond uitgenodigd te worden om het verhaal van Stroomversnelling te vertellen. We hebben een gezamenlijk belang en kunnen in de lobby richting Rijk en gemeenten gezamenlijk optrekken. Bewoners verdienen een goede plek aan tafel als er wordt gepraat over de keuzes die nodig zijn om een wijk energieneutraal te maken.”

Paping: “De opgave is heel complex én urgent. Het probleem zit niet zozeer in de technische transitie. Daarmee zal het wel goed komen. Het belangrijkste is de sociale transitie: hoe trek je mensen over de streep. En de financiële vraag: wie gaat de kosten betalen. Het mag niet zo zijn dat de mensen die het laatst aan de beurt zijn tot dat moment de hoogste energiekosten betalen.”


“Het belangrijkste is de sociale transitie: hoe trek je mensen over de streep”


Zijn de bouwers klaar om grote aantallen te produceren?

Van Dijke:“We zijn er hard mee bezig. De kwaliteit moet nog beter, de borging van prestaties robuuster en er moet veel meer productie worden gemaakt. De enige oplossing is industrialiseren en robotiseren, zodat we bij gelijksoortige woningen standaard oplossingen kunnen toepassen. Anders komen we capaciteit en vooral menskracht te kort. We moeten nu volume gaan maken.”


Deel dit bericht via social media: