Zoeken

Generic filters
Exact matches only
Stroomversnelling op linkedinStroomversnelling op twitterStroomversnelling op youtubeStroomversnelling op flickr

Reactie Stroomversnelling op de brief van minister Ollongren van 21 mei 2021 over de Standaard

De minister heeft op 21 mei een brief gestuurd naar de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen van de heer Grinwis (Christenunie) over de position paper van Stroomversnelling ‘Klimaatdoelstellingen vragen een betere Standaard voor woningisolatie’. In deze position paper wordt gesteld  dat de voorgestelde isolatiestandaard niet bijdraagt aan de reductie van de warmtevraag van woningen ten opzichte van het referentiescenario uit de Nationale Energieverkenning (voorheen NEV, nu KEV) en daardoor niet direct bijdraagt aan het halen van de doelen uit het Klimaatakkoord.

In haar brief verdedigt de minister het voorstel voor de Standaard. Het schort echter op meerdere punten aan een goede onderbouwing. Hierdoor blijven de vragen van de Christenunie voor een groot deel onbeantwoord. In deze notitie wordt ingegaan op de punten uit de brief waar het mist aan de noodzakelijke onderbouwing bij de stellingnames.

  1. De bijdrage van de Standaard aan de klimaatdoelen
  2. In de brief stelt de minister dat de voorgestelde Standaard wel leidt tot een lager aardgasverbruik dan in het referentiescenario. De onderbouwing in de brief schiet op meerdere punten tekort.

    • De minister geeft in de brief aan dat ze, gezien de uitgangspunten die gehanteerd zijn in de KEV (referentiescenario), verwacht dat uit de berekening van de KEV komt dat het aardgasverbruik van woningen lager wordt in 2030 wanneer de Standaard wordt geïntroduceerd. Beleid zou echter niet gemaakt moeten worden op kwalitatieve verwachtingen. De verwachting van de minister is bovendien voorbarig omdat de voorgestelde Standaard (significant) verschilt voor vooroorlogse woningen, naoorlogse woningen, gestapelde woningen en grondgebonden woningen. Hierdoor is niet generiek te zeggen dat de Standaard tot meer isolatiemaatregelen leidt dan waar in de KEV vanuit is gegaan. De minister zou op z’n minst met een daadwerkelijke berekening moeten onderbouwen dat de Standaard leidt tot een lager aardgasverbruik in plaats van dit te stellen op basis van algemene uitgangspunten in de KEV.
    • De minister geeft aan dat de getallen uit de NEV en KEV en de berekening van Stroomversnelling niet 1-op-1 vergelijkbaar zijn omdat verschillende methodes worden gebruikt om het aardgasverbruik te berekenen. Ze heeft gelijk dat het verschillende methodes betreft. Stroomversnelling is uitgegaan van de officiële door BZK aangewezen methode voor het berekenen van de warmtevraag, de NTA8800, waarbij vervolgens gecorrigeerd wordt voor het in de praktijk gebleken verschil tussen theorie en praktijk. Het is niet transparant welke methode in de KEV wordt gehanteerd voor het bepalen van het aardgasverbruik in 2030. In de brief geeft de minister aan dat de berekeningen in de KEV zijn gebaseerd op een verwacht aantal verduurzamingsmaatregelen gebaseerd op de Monitor Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Om welke verduurzamingsmaatregelen het gaat, in welke aantallen en welke methode wordt gehanteerd om deze maatregelen om te rekenen naar een verwacht aardgasverbruik blijft onduidelijk. Het gaat uiteindelijk om de vraag welke methode de beste mogelijke inschatting doet van het daadwerkelijke aardgasverbruik. Voor het klimaat en het halen van de klimaatdoelstellingen telt ook in 2030 namelijk alleen de praktijk. De minister zou op z’n minst moeten aangeven welke methode bij de KEV wordt gebruikt voor het doorrekenen van het effect van de Standaard en aannemelijk moeten maken dat dit een goede (cq. beter dan op basis van de NTA8800 in de aanpak van Stroomversnelling) schatting oplevert van het aardgasverbruik in de praktijk.
    • De minister noemt in haar brief in het geheel niet de aanleiding voor het introduceren van de Standaard: de klimaatdoelstelling voor de gebouwde omgeving om in 2030 minstens 3,4 Mton extra CO2 te besparen ten opzichte van het referentiescenario. Ze laat ook onbenoemd dat een verhoogd EU-doel van 55% reductie in 2030 mogelijk tot een hoger doel voor de gebouwde omgeving leidt. In de paper van Stroomversnelling wordt wel ingegaan op de haalbaarheid van het huidige reductiedoel van 3,4 Mton (en de haalbaarheid bij mogelijke hogere reductiedoelen) bij de voorgestelde Standaard in combinatie met de andere voorgestelde maatregelen in het Klimaatakkoord. Daaruit blijkt dat het huidige voorstel tekort schiet. Daarbij is van belang dat de hoogte van de Standaard ook doorwerkt op de CO2-reductie bijdrage van andere, in het Klimaatakkoord afgesproken, maatregelen zoals de introductie van (hybride) warmtepompen. De Standaard zou pas geïntroduceerd moeten worden als duidelijk is dat het in voldoende mate bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Het ontbreekt nu in het geheel aan zo’n berekening. De minister zou op z’n minst inzicht moeten geven in de directe én indirecte bijdrage van de Standaard aan de gestelde klimaatdoelstellingen en aannemelijk moeten maken hoe dat in het totaalpakket aan maatregelen leidt tot het halen van de doelen.


  3. De Standaard en ‘de best mogelijke toepassing van isolatie’
  4. In de kamerbrief waarin de (hoogte van de) Standaard is voorgesteld, werd vermeld dat hiermee ook invulling gegeven wordt aan de aangenomen Motie van Van Eijs/Dik-Faber “om de isolatiestandaard zodanig uit te werken dat deze aansluit op de best mogelijke toepassing van isolatie, in plaats van wat er gemiddeld in de markt wordt toegepast” (Kamerstukken II 2020/21, 32813, nr. 604). In de paper van Stroomversnelling wordt aangetoond dat hier echter geen invulling aan wordt gegeven (gelet op de duizenden renovatieprojecten in de afgelopen paar jaar met veel betere isolatieniveaus). In de brief van 21 mei wordt uitvoerig ingegaan op het in de paper gebruikte frame van ‘jaren “80 kwaliteit’, maar niet op de essentie: de Standaard moet aansluiten bij de best mogelijke toepassing van isolatie in plaats van het gangbare. Met de in de huidige kamerbrief gekozen bewoording – “De Standaard (…) sluit aan bij wat goed isoleren is bij kwalitatief hoogwaardige woningrenovaties van corporaties.” – wordt de indruk gewekt dat aan de motie wordt voldaan, maar wordt niet onderbouwd dat dit zo is.

  5. De betaalbaarheid van de Standaard
  6. In de beantwoording van de minister wordt gesteld dat de door Stroomversnelling voorgestelde Standaard niet betaalbaar is voor alle woningen. Betaalbaarheid zonder subsidies kan op basis van de enkele doorgerekende voorbeelden niet gegarandeerd worden voor alle woningen, net zo min als dat dit nu gegarandeerd wordt voor de Standaard die door de minister is voorgesteld. Het is daarbij van belang om te beseffen dat, zoals ook aangetoond is in de paper van Stroomversnelling, een hogere isolatienorm niet automatisch leidt tot verslechtering van de betaalbaarheid! Hogere energiebesparing leidt immers ook tot hogere besparing op de energiekosten. Betaalbaarheid wordt in alle gevallen beter wanneer dit gebeurt op natuurlijke momenten en de vervanging van installaties meegenomen wordt in het plaatje, zoals onderbouwd in de paper van Stroomversnelling. Waarom gaat de minister hieraan voorbij?

  7. de Standaard en balansventilatie
  8. De minister stelt dat toepassing van balansventilatie onhaalbaar of onbetaalbaar zou zijn omdat de kosten hiervoor aanzienlijk zijn dan wel bouwkundig moeilijk inpasbaar. Dit impliceert dat dit niet het geval zou zijn voor de ventilatie-technologie die behoort bij de basismaatregelen van de Standaard zoals de minister die voorstel. Dat is feitelijk niet waar: ook daar wordt uitgegaan van de inpassing van een (decentraal) mechanisch ventilatiesysteem, alleen een systeem met iets lagere kosten maar ook minder goede energiebesparende prestaties. De minister stelt impliciet dat de meerkosten van (centrale of decentrale balansventilatie) niet zouden opwegen tegen de meerbaten (economisch, maar ook qua gezondheid en comfort). Dit wordt niet onderbouwd, terwijl de integrale systeemoplossingen behandeld in de paper van Stroomversnelling financieel juist beter scoren. Daar komt nog bij dat juist deze nieuwere technologieën nog volop in ontwikkeling zijn wat de betere kosten/baten prestaties van goede balansventilatie oplossingen voor de renovatie verder zal doen toenemen. De vaststelling van (het niveau van) de Standaard zou uit moeten gaan van level-playing-field en dus niet concurrerende technologieën buiten beschouwing moeten laten.

    ¹ Het is in dit licht van belang om op te merken dat sinds het regeerakkoord van 2017 met name de toepassing  van isolatiemaatregelen gemiddeld 35% minder energiebesparing hebben opgeleverd dan in de periode daarvoor (Figuur 5.1, pagina 32 van Monitor Energiebesparing Gebouwde Omgeving 2019)

    Deel dit bericht via social media: