Zoeken

Generic filters
Exact matches only
Stroomversnelling op linkedinStroomversnelling op twitterStroomversnelling op youtubeStroomversnelling op flickr

Europa kiest voor consistent en convergerend klimaatbeleid

Wat betekent dit voor jou?

Vorig jaar oktober keurde het Europees Parlement de Europese Klimaatwet goed. Deze wet verplicht alle lidstaten om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn en in 2030 ten minste 55% CO2-reductie te realiseren ten opzichte van 1990. In dit artikel bespreken we wat de huidige voorstellen inhouden en wat ze voor jou betekenen.

Het veelbesproken ‘Fit-for-55’-pakket dat de Europese Commissie deze zomer lanceerde, is bedoeld om het Europese beleid in lijn te brengen met de nieuwe Klimaatwet. Het geeft een nadere concretisering van de eind 2020 gelanceerde ‘Renovation wave’.

Over de beleidsvoorstellen in dit pakket wordt de komende periode besloten; door de lidstaten en in het Europese parlement. De voorstellen kunnen een flinke impact hebben op de verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Gevolgen Fit-for-55 voor het Nederlands beleid
De voorstellen in het Fit-for-55 pakket zijn te karakteriseren als consistent – het is een duidelijk samenhangend pakket voor de lange termijn – én als convergerend: ze zijn gericht op het behalen van een ambitieus tussendoel dat past bij een klimaatneutraal Europa in 2050. De voorstellen kunnen flinke impact hebben op het Nederlandse beleid voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Op basis van een eerste analyse verwachten we de volgende effecten:

  • De nieuwe Europese doelen en subdoelen vragen én om een hoger tempo én om een hoger ambitieniveau dan tot nu toe is afgesproken voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ecorys rekende onlangs uit dat er tot 2030 tot 1 miljoen woningen extra verduurzaamd moeten worden ten opzichte van het Klimaatakkoord, dus bovenop de huidige 2,5 miljoen. Dit aantal kan alleen lager uitvallen als het ambitieniveau van de ingrepen zelf omhoog gaat.
  • Er zal meer aandacht komen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. De EU introduceert het energy efficiency first-principe en zet aparte doelstellingen neer voor energiebesparing. Dit wijkt af van het huidige Nederlandse beleid voor de gebouwde omgeving, waarin niet apart op energiebesparing wordt gestuurd. Zo is de Standaard voor woningisolatie nu slechts gericht op het geschikt maken van de woning voor aardgasvrij (en dan hooguit voor naoorlogse woningen). Dit, en ander beleid, zal dus mogelijk herzien moeten worden om de energiebesparingsdoelen te kunnen realiseren.
  • Door de nieuwe richtlijn voor energiebelasting en de introductie van een emissiehandelssysteem voor de gebouwde omgeving wordt elektriciteit steeds goedkoper ten opzichte van aardgas. Dit zal het Nederlandse beleid ondersteunen om steeds meer warmtepompen en duurzame warmtenetten te realiseren. Het zal ook helpen bij energiebesparende maatregelen zoals isolatie.

Gevolgen voor woningcorporaties, aanbieders en gemeenten
Het Fit-for-55 pakket zal voor de meeste mensen nog geen directe gevolgen hebben. Eerst zal het Europese beleid namelijk nog vertaald moeten worden naar nationaal beleid. Maar door de oogharen heen kunnen we al wel zien welke kant het op gaat. Wat betekenen de voorstellen voor de partijen die dagelijks aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving werken? En dan met name de woningcorporaties, bouw- en installatiebedrijven en de gemeenten?

Woningcorporaties: versnellen
De voorstellen van de EU zetten een duidelijk lange termijn perspectief neer voor de energiezuinigheid en duurzaamheid van bestaande woningen. De EU prioriteert daarbij kwetsbare bewoners en mensen die getroffen worden door energiearmoede; die moeten als eerste geholpen worden door het realiseren van energiebesparende ingrepen. Niet in de laatste plaats omdat zij ook het meeste zullen merken van hogere kosten en belastingen op aardgas. Dit is vaak dezelfde doelgroep als de huurders van corporatiewoningen.

Het valt daarom te verwachten dat verduurzaming in de sociale huursector sneller zal moeten dan in de rest van de gebouwde omgeving. Dé manier om daarop te anticiperen is een integraal plan maken voor de verduurzaming van het bestaande vastgoed. Dat betekent bijvoorbeeld: de energietransitie plannen via een programmatische aanpak, mede in het licht van de 2050 ‘klimaatneutraal’ doelstelling van de EU. Tip: op het Stroomversnelling evenement De Shift vertellen zes woningcorporaties hoe ze dat nu al in de praktijk doen.

Bouw- en installatiebedrijven: opschaling en kwaliteitsborging
De EU maakt via heffingen en belastingen energiebesparende maatregelen en alternatieven voor aardgas aantrekkelijker. Dat betekent dat de vraag naar energiezuinige renovaties en (hybride) warmtepompen zal aantrekken. Bouw- en installatiebedrijven doen er goed aan om daarop te anticiperen bij hun productontwikkeling (partijen zoals Itho Daalderop en Breman laten dat al zien).

Grote kostprijsstijgingen (ten gevolge van arbeidsdruk) kunnen alleen voorkomen worden door in te zetten op industrieel vervaardigbare, modulaire bouw- en installatieconcepten. Ook zal van de bouwsector verwacht worden dat zij een passend aanbod gaat bieden voor complete transformaties van de vastgoedportefeuilles van verhuurders. Prestatiegericht werken, kwaliteitsborging en monitoring zal, gelet op de nadruk die vanuit de EU wordt gelegd op meetbaarheid, ook aan belang gaan winnen. Tot slot geeft de EU aan dat wat betreft de CO2-uitstoot over de gehele levensduur (LCA) en circulariteit aanvullende doelstellingen zullen worden geformuleerd.

Gemeenten: voortrekkersrol
De voorstellen van de EU voorzien in een voortrekkersrol voor publieke instanties. Zij moeten deze rol gaan vervullen door hun eigen vastgoed in versneld tempo energiezuinig te renoveren. Concreet moet per jaar 3% van de gebouwenvoorraad die in publieke handen is naar BENG-niveau worden gerenoveerd.

De EU ziet daarnaast een grote rol voor one-stop-shops bij het versnellen van het renovatieproces. Dit zijn onafhankelijke loketten, die tussen de vraag- en aanbodzijde instaan, veel kennis en expertise hebben en een ontzorgende rol vervullen richting de gebouweigenaar en eindgebruiker. In Nederland zijn het momenteel vooral de energieloketten die deze functie vervullen. Het Europese beleid zal Nederlandse gemeenten ondersteunen die zich inzetten voor de oprichting en de kwaliteitsverbetering van dergelijke one-stop shops.

Beleidsinstrument Relevante voorstellen Gevolgen Nederlands beleid
Verordening broeikasgas-emissiereductie (ESR)
  • Verhoging reductiedoel Nederland van 36% naar 48% t.o.v. 2005
  • De huidige afspraken in het Klimaatakkoord zijn gemaakt met oog op het doel van 36% reductie. Als de verhoogde doelstelling evenredig over alle sectoren verdeeld wordt, dan verhoogt dat de doelstelling voor de gebouwde omgeving naar 14,2 Mton restemissie in 2030 (i.p.v. 15,3 Mton). Dit betekent aanvullend beleid bovenop de huidige afspraken in het Klimaatakkoord.
Richtlijn energie efficiëntie (EED)
  • Introductie van het energy efficiency first principe dat verplicht om bij alle beleids- en investeringsbesluiten energie-efficiëntie mee te wegen
  • Verhoging nationale energiebesparingsplicht van 0,8% per jaar naar 1,5% per jaar in de periode 2024 – 2030
  • Bij sociaal en energiebeleid moet prioriteit gegeven worden aan kwetsbare consumenten en huishoudens
  • Stimuleren van one-stop shops voor verduurzaming van woningrenovatie
  • Het Nederlandse energiebeleid, ook in de gebouwde omgeving, is primair gericht op het hoofddoel van CO2-reductie en bevat geen subdoelen voor energiebesparing. Dat is terug te zien in de Standaard voor woningisolatie, die niet gericht is op energiebesparing maar op het geschikt maken van woningen voor duurzame verwarming. De Europese voorstellen kunnen er toe leiden dat het beleid, zoals de Standaard, meer gericht moet worden op energiebesparing.
Richtlijn hernieuwbare energie (RED)
  • Een verhoging van het aandeel hernieuwbare energie van 32% naar 40% in 2030
  • Een indicatief doel van 49% hernieuwbare energie in het finaal gebruik in de gebouwde omgeving
  • De doelen leiden (indicatief) tot een verhoging van de doelen voor Nederland van 26% naar 36% hernieuwbaar in 2030. In combinatie met een subdoel voor de gebouwde omgeving van 49%, kan dit een aanleiding zijn om beleid te herzien of nieuw beleid te introduceren. Dit geldt bijvoorbeeld voor het afbouwen van de (succesvolle) salderingsregeling en versnellen van de introductie van (hybride) warmtepompen en een (aparte) SDE++ voor de gebouwde omgeving
Richtlijn energiebelastingen (ETD)
  • Vervuilende brandstoffen zwaarder belasten dan schone brandstoffen en elektriciteit
  • Afschaffen van degressief stelsel (het belastingtarief mag niet meer dalen naarmate het verbruik groter is)
  • Momenteel heeft Nederland, per energie-inhoud, een hogere energiebelasting op aardgas dan op elektriciteit. Volgens dit voorstel van de EU zou Nederland óf de belasting op elektriciteit moeten verlagen óf de belasting op aardgas verder moeten verhogen.
Emmissie-handelssysteem (ETS)
  • Er komt vanaf 2025 een afzonderlijk ETS-systeem voor de gebouwde omgeving en wegvervoer uitgaande van een reductie van deze sectoren samen 43% ten opzichte van 2005
  • De introductie van een ETS voor de gebouwde omgeving leidt naar verwachting tot een directe verhoging van het tarief voor aardgas (huidige inschatting EU is € 0,10 / m3. Hierdoor worden alternatieven voor aardgas aantrekkelijker.
Energieprestatie van gebouwen richtlijn (EPBD) (verwacht)
  • Naar verwachting komt er een voorstel voor een ‘future-proof’ energieprestatie-eis voor alle gebouwen. Mogelijk dat in 2030 al een deel van de gebouwen aan deze eis moet voldoen
  • De eis voor nieuwbouw gaat mogelijk van BENG naar ENG (vrij vertaald: nul-op-de-meter)
  • Afhankelijk van het ambitieniveau dat gekozen wordt voor de energieprestatie-eis, zal Nederland de Standaard moeten aanscherpen en/of gaan verplichten voor bepaalde doelgroepen.
  • Mogelijk dat de nieuwbouw-regelgeving wederom aangescherpt moet worden om te voldoen aan de nieuwe Europese eisen.

Deel dit bericht via social media: